Voorbeelden van hinderlijke insecten:
(Psychodidae)
Een motmug is een klein dichtbehaard mugje, dat in de volksmond ook wel rioolvliegje, motvliegje of aalputmotje genoemd wordt. De vleugels worden in rust gespreid gehouden, waardoor motmuggen enigszins lijken op kleine vlinders. Hier danken zij hun naam aan.
Uiterlijk
Motmuggen zijn zeer kleine insecten die maar 1 tot 5 mm groot worden. Ze zijn goed te herkennen aan hun behaarde vleugels, die groter zijn dan hun lichaam. In rust worden de vleugels als het ware een dakje over het lichaam gevouwen. De motmuggen variëren in kleur van grijs tot geelachtig en zwart, hebben twee lange antennes aan hun kop, die bestaan uit 12-16 segmenten. Elk segment bestaat uit een verdikking met een ring van lange haartjes.
Ontwikkeling
De wijfjes van deze motmuggen geven een lokstof af waardoor de mannetjes worden aangetrokken. Na de bevruchting leggen ze wel 100 eitjes per keer. De larven hebben geen poten en ogen, zijn 1-9 mm lang en ontwikkelen zich in vochtig organisch materiaal of vervuild, troebel water. De levenscyclus is 10-50 dagen, afhankelijk van de temperatuur. Soms kunnen er wel 8 generaties per jaar voorkomen. Motmuggen worden aangetrokken door licht en zijn zo klein dat ze niet worden tegengehouden door fijnmazig gaas.
Leefwijze
Broedplaatsen zijn normaliter altijd in de nabijheid van organisch afval, vervuild en troebel water of in vochtige organische materialen. Motmuggen zijn ’s avonds het meest actief. Het zijn slechte vliegers en ze kunnen slechts 1 à 1,5 meter per vliegbeurt overbruggen. Eenmaal buiten kunnen ze verder geblazen worden door de wind. Overdag blijven ze vaak zitten met de vleugels dakpansgewijs over elkaar geslagen. Op afstand zien motmuggen op een witte muur eruit als een klein hartje.
Motmuggen zoeken in de open natuur naar vochtige, schaduwrijke plaatsen, bijvoorbeeld onder vochtig dierlijk of plantaardig afval. Hier zetten de wijfjes de eitjes af, en vormt het rottend organisch afval de voedselbron voor de larven. De volwassen exemplaren leven voornamelijk van nectar en van vervuild water.
In de industriële en verstedelijkte gebieden treft men motmuggen aan in afvoergoten en -putjes, nabij waterzuiveringsinstallaties, rioleringen, onder of in koeltorens, drinkbakken, afvalwater, onder bloembakken, in kruipruimtes, enzovoort. Zo kunnen motmuggen in rioleringssystemen, rond septische putten en rond vochtige composthopen in enorme hoeveelheden voorkomen.
In woningen komen motmuggen voor nabij afvoeren van een toilet, douche en/of wasbakken. Vooral niet gebruikte en/of verstopte afvoeren zijn favoriete ontwikkelingsplaatsen. Aangezien motmuggen zeer vaak in rioolbuizen voorkomen, kan een open verbinding met het riool, zoals een lege sifon van een zelden gebruikte wastafel of toiletgroep, of de afvoerpijp voor regenwater voor heel wat overlast zorgen.
In fabrieken komt men ze vaak tegen bij waterafvoerputjes die niet schoon zijn, maar vaak komen ze ook binnen via de droogstaande sifons van bijvoorbeeld een oogspoeldouche, en uiteraard op plaatsen, waar water langdurig stil staat; dit vaak in combinatie met organische productrestanten.
Schade
Motmuggen kunnen bacteriën overbrengen via hun behaarde lichaam. Tevens kunnen ze, wanneer ze in grote aantallen voorkomen, hinderlijk zijn.
Wering en preventie
Wering van motmuggen bestaat uit het nemen van hygiënische maatregelen, verwijderen van rottend organisch materiaal en dergelijke, het laten herstellen van een defecte waterafvoerleiding, of het vullen van de droogstaande sifon, het doorspoelen van waterafvoerputjes, rioleringssystemen, enzovoort.
Bestrijding
Het bestrijden van motmuggen is na het wegnemen van de ontwikkelingsbron(nen) en het nemen van goede weringsmaatregelen niet nodig.
Broedplaatsen in woningen worden o.m. gevormd daar waar lekkages optreden van bijv. leidingen van de centrale verwarming, de afvoer van gootsteen, toilet of badkuip o.i.d.
De enige effectieve bestrijding is het opzoeken van de broedplaatsen en deze te saneren door bijvoorbeeld gebreken op te heffen en de eventuele aanwezige verontreiniging in de kruipruimte te verwijderen of plaatselijk af te dekken met een laag schoon zand van ca. 10 cm.
Advies
Neem voor bestrijding en meer informatie contact op met Wespro.
Bron
©KAD – 2024
Meer weten?
Neem dan contact met ons op.
(Isopoda)
De pissebed heeft in ons land fantasievolle (bij)namen gekregen zoals die van keldermot of platte zeug. Ook de Engelse naam “woodlice” (houtluizen) is merkwaardig. De orde Isopoda, waarvan verschillende vertegenwoordigers in Nederland voorkomen, behoort tot de klasse van de echte kreeftachtigen (Malacostraca). In en om gebouwen komt de ruwe pissebed (Porcellio scaber Latreille) het meeste voor. Ook de kelderpissebed (Oniscus asellus L.) en de berijpte pissebed (Porcellionides pruinosus Brandt) treffen we veelvuldig in ons land aan.
Uiterlijk
Pissebedden hebben een vrij platte, ovale vorm. Zij bezitten relatief grote antennen en 7 paar poten. Achter de 7 pootdragende segmenten liggen 6 segmenten, steeds voorzien van een paar aanhangsels. De dieren zijn grijs van kleur, ook wel geelachtig of paarsbruin, soms met lichtere of donkere vlekken. Volwassen exemplaren van de verschillende soorten kunnen 12-18 mm lang worden.
Ontwikkeling
Pissebedden ondergaan een onvolledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 3 stadia kent: ei–nimf–adult. De jonge dieren zien er bij geboorte bijna hetzelfde uit als de volwassen exemplaren. De wijfjes dragen de eitjes bij zich in een aan de onderkant van het lichaam gelegen broedbuidel, tot de jongen uitkomen. Na het verlaten van het moederdier vindt bij de nimfen de eerste vervelling plaats. Daarna kunnen zij nog een tiental keer vervellen. De vervelling vindt plaats in twee stappen, waarbij eerst het achterste deel van het pantser loslaat en enkele dagen later het voorste deel. Volwassen pissebedden kunnen wel 3-4 jaar oud worden. Hun gemiddelde levensduur bedraagt 2 jaar.
Leefwijze
Pissebedden zijn nachtdieren en erg gevoelig voor uitdroging. Daarom worden ze vaak aangetroffen op vochtige, donkere plaatsen. Er zijn echter uitzonderingen; de berijpte pissebed (Porcellionides pruinosus Brandt) en enkele andere soorten komen ook voor op relatief droge plaatsen. Ze zijn algemeen voorkomend en leven gewoonlijk onder stenen, schors, afgevallen bladeren, in vermolmd hout, etc. In gebouwen zijn ze alleen te vinden op plaatsen waar de relatieve luchtvochtigheid en temperatuur gunstig zijn en waar plantaardig materiaal te vinden is, zoals in kelders of opslagplaatsen. Zo’n ruimte kan mede dankzij de broedzorg van de wijfjes en gunstige omgevingsomstandigheden, snel worden bevolkt. Pissebedden eten bij voorkeur dood, meestal rottend plantenmateriaal en dragen in die hoedanigheid bij aan humusvorming in de bodem. Soms voeden ze zich ook wel met dierlijke resten en uitwerpselen.
Schade
Pissebedden kunnen alleen schadelijk zijn als ze in grote aantallen voorkomen. En dan nog alleen in kassen en groentetuinen, waar kiemplanten en zachte planten worden aangevreten.
Voor zover bekend vormen zij geen gezondheidsgevaar voor mens en dier.
Wering en preventie
Het komt regelmatig voor dat pissebedden woningen, schuren of bedrijfsgebouwen binnendringen, met name als het buiten erg droog is. Ze hopen dan binnenshuis beter geschikte leefomstandigheden te vinden; het gaat ze met name om vocht. Om binnendringen in gebouwen te voorkomen, is het verstandig om alle mogelijke doorgangen (zoals lucht- en ventilatieroosters) te voorzien van fijnmazig gaas. Ook kieren en spleten in de buitenmuur moeten gedicht worden.
Zorg er daarnaast voor dat vochtige plaatsen in huis vermeden worden door het saneren, ventileren en/of verwarmen van desbetreffende ruimten. Hef eventuele bouwkundige gebreken op (lekkage, doorslaande muur e.d.).
In de directe omgeving van woningen vormen compost- of mesthopen, of hopen tuinafval meestal de verblijfplaatsen van pissebedden. Van hieruit kunnen ze woningen binnendringen. Om pissebedden te weren is het dus belangrijk dat de verblijfplaatsen geruimd of verplaatst worden naar zo ver mogelijk achterin de tuin.
Bestrijding
Een chemische bestrijding tegen pissebedden is zowel binnen als buiten nutteloos, ongewenst en brengt enkel schadelijke neveneffecten met zich mee. Verstandiger is het om aan wering en preventie te werken, om zo te voorkomen dat pissebedden voor overlast kunnen zorgen.
Mocht u toch overlast ervaren van aanwezige pissebedden, dan kunt u ze wegvangen door een vochtige dweil neer te leggen of een omgekeerde bloempot, gevuld met vochtige bladeren of hooi, uit te zetten. De dieren zullen zich hier, op zoek naar een gunstige plek, verzamelen. De volgende dag kan men de aldus gevangen pissebedden op andere plaatsen loslaten, zoals in parken, bosranden of plantsoenbeplanting.
Advies
Neem voor bestrijding en meer informatie contact op met Wespro.
Bron
©KAD – 2024
Meer weten?
Neem dan contact met ons op.
(Acheta domesticus (L.))
De huiskrekel komt oorspronkelijk uit de steppen van Zuid-Azië en komt in ons land vooral voor in de omgeving van warmtebronnen. Huiskrekels kunnen in woningen en bedrijfsgebouwen een ware plaag vormen. Onder meer uit hygiënisch oogpunt moeten ze in huis worden geweerd. Bovendien kunnen de mannetjes door hun luid getsjirp, vooral ’s nachts, voor een hinderlijk concert zorgen.
Herkomst
De huiskrekel komt buiten voornamelijk voor op en nabij afvalstortplaatsen. In warme zomermaanden komen ze ook elders in het vrije veld voor, maar hier kunnen ze zich ’s winters niet handhaven; ze zijn namelijk afhankelijk van voldoende voedsel en warmte. Binnenshuis worden ze o.a. aangetroffen in woningen, hotels, bakkerijen, restaurants, overdekte zwembaden en grote, centraal verwarmde gebouwen. Bij hogere temperaturen kunnen ze zich vliegend verplaatsen.
Uiterlijk
Het lichaam van de huiskrekel is cilindervormig, geel tot grijsbruin van kleur met een bruinzwarte tekening op kop en borststuk. Ze zijn gevleugeld en hebben een lengte van 17 tot 20 mm, exclusief de lange antennen. Het wijfje is doorgaans iets kleiner dan het mannetje, maar bezit wel een 11-15 mm lange legboor. Met hun goed ontwikkelde achterpoten kunnen ze sprongen maken tot 20 cm ver en 8 cm hoog.
Ontwikkeling
Krekels ondergaan een onvolledige gedaanteverwisseling. Dit wil zeggen dat de ontwikkeling 3 stadia kent: ei–nimf–adult. De jonge nimfen zien er bij geboorte bijna hetzelfde uit als de volwassen huiskrekels; ze zijn echter kleiner en missen nog hun vleugels. De gehele ontwikkelingsduur van ei tot volwassen insect is afhankelijk van de omgevingstemperatuur en duurt bij 20 tot 23°C 6 tot 11 maanden. Bij 26°C zal dit 4 tot 5 maanden duren en bij nog hogere temperaturen (35°C) slechts 1 à 2 maanden. De levensduur van volwassen huiskrekels wordt geschat op 1 tot 2 jaar. De voortplantingscapaciteit van de huiskrekel is aanzienlijk; het wijfje legt per dag 70-80 eitjes. Een vruchtbare periode van ca. 5 weken kan 700-1000 eitjes opleveren. Deze worden door middel van de lange legboor afgezet in losse grond, vuilnis en in gebouwen op donkere enigszins vochtige plaatsen.
De witte, banaanvormige eitjes zijn 2 tot 2½ mm lang en 0,3 mm breed. Ze ontwikkelen zich langzaam. Bij een temperatuur van 23°C duurt het wel 6-7 weken voordat ze uitkomen; bij 26°C duurt dit 3 weken. De nimfen, aanvankelijk 2-3 mm lang, doorlopen tot hun volwassenheid 7-11 vervellingen. Halverwege hun ontwikkeling wordt de vleugelaanleg zichtbaar. Bij 23°C duurt het nimfstadium 4-8 maanden; bij 26°C duurt het 3-4 maanden.
Leefwijze
Huiskrekels hebben een duidelijke voorkeur voor temperaturen boven de 26°C ; onder de 20°C zijn ze niet meer actief. Het zijn lichtschuwe insecten. Overdag verbergen zij zich op donkere, warme plaatsen. Onder meer achter verwarmingsbuizen, radiatoren en ovens, in kieren, naden, doorvoeropeningen van leidingen, achter betimmeringen of boven plafonds. Als het donker is gaan zij op zoek naar voedsel, waarbij ze zich snel verplaatsen. Het zijn alleseters, met een voorkeur voor zacht plantaardig en dierlijk voedsel. Zoals fruit, groenten, brood, vlees, etensresten, maar ook insecten (inclusief kannibalisme) en uitscheidingen van mens en dier. Ze kunnen 10-20 dagen overleven zonder voedsel.
Qua voedsel, lichtschuwheid en behoefte aan warmte, vertonen huiskrekels veel overeenkomsten met kakkerlakken. Maar in tegenstelling tot kakkerlakken komen huiskrekels in warme zomermaanden ook in het vrije veld voor in hoge begroeiingen. Ook zijn ze veelal op vuilstortplaatsen te vinden, waar ze zich tussen het gestorte vuil massaal kunnen vermeerderen.
Wering
Alleen daar waar het milieu voor de dieren geschikt is (schuilplaatsen, voedsel en temperatuur) kan overlast van huiskrekels ontstaan. De temperatuur is vaak moeilijk te beïnvloeden, maar probeer huiskrekels zoveel mogelijk schuilplaatsen en voedsel te ontnemen en verhinder het binnendringen van gebouwen. Sluit etenswaren ’s avonds goed af en/of berg ze weg in de koelkast. Bewaar levensmiddelen in goed afgesloten voorraadbussen. Gooi etensresten en keukenafval in goed afgesloten afvalbakken en zet die bij voorkeur ‘s nachts buiten. Om de huiskrekels zo weinig mogelijk schuilplaatsen en doorgangen te bieden, dient men gaten en kieren in muren te dichten; ook de ruimten rondom afvoer- en verwarmingsbuizen. Voorzie ventilatieopeningen van horrengaas.
Bestrijding
Voor een succesvolle bestrijding is het treffen van afdoende weringsmaatregelen medebepalend.
Ga, voorafgaand aan de bestrijding, zorgvuldig na waar de hoofdmassa van de huiskrekels zich overdag schuilhoudt, omdat het de schuilplaatsen zijn die behandeld moeten worden. Dat is met name ‘s winters goed te doen, omdat zij zich dan geconcentreerd ophouden in de buurt van warmtebronnen.
Laat de bestrijding van huiskrekels over aan deskundigen. Zij passen middelen toe die voor beroepsmatig gebruik geschikt zijn. Zij zullen een naden- en kierenbehandeling van mogelijke schuilplaatsen uitvoeren met een voor dat doel toegelaten biocide (= bestrijdingsmiddel). Eventueel kunnen kruipruimten verneveld worden.
Na 6-8 weken én na 3-4 maanden hoort een controle plaats te vinden en moet er zo nodig een nabehandeling worden uitgevoerd.
Advies
Neem voor bestrijding en meer informatie contact op met Wespro.
Bron
©KAD – 2024
Meer weten?
Neem dan contact met ons op.
(Seira domestica (Nicolet))
Springstaarten zijn zeer kleine insecten, zelden groter dan 5 mm. Ze danken hun naam aan het feit dat vrijwel alle soorten beschikken over een gevorkt apparaat aan het achterlijf, waarmee ze in staat zijn grote sprongen te maken. De huisspringstaart is waarschijnlijk de enige soort onder de springstaarten die zich ook onder drogere omstandigheden in gebouwen kan handhaven.
Uiterlijk
Huisspringstaarten zijn kleine insecten met een lengte tot 3 mm. De beestjes zijn vleugelloos en glanzend zilver van kleur met een bruine rand aan het achterlijf. Aan het einde van hun achterlichaam hebben ze een springvork, waarmee ze in staat zijn om bij gevaar grote sprongen te maken.
Ontwikkeling en leefwijze
De ontwikkelingsduur van de huisspringstaart is afhankelijk van temperatuur en vochtigheid. Vooral een hoge luchtvochtigheid is belangrijk. Ze voeden zich met rottend, plantaardig materiaal, maar ook met mos, algen en schimmels. In kleine aantallen worden ze nauwelijks opgemerkt vanwege hun geringe afmetingen. Ze kunnen echter ook in grote aantallen voorkomen, voornamelijk bij zomerse weersomstandigheden. Springstaarten zijn onschadelijk voor mens en dier. Ze steken of bijten niet en veroorzaken geen huidirritaties.
Wering en preventie
Bij overlast van springstaarten in gebouwen, moet de ontwikkelingsbron worden opgespoord en verwijderd. Rondom het huis kunt u rottend organisch materiaal opruimen en eventuele alg, schimmel- of mosgroei tegengaan. Houd daarnaast platte daken en dakgoten schoon en zorg voor een goede afwatering.
Mochten huisspringstaarten in huis worden aangetroffen, dan is dit veelal te wijten aan een vochtprobleem. Zorg voor voldoende ventilatie en een droge omgeving en verwijder vochtig organisch materiaal.
Soms worden er veel springstaarten gesignaleerd in een rieten dakbedekking; bij een goede ventilatie zal er een natuurlijk evenwicht optreden tussen springstaarten en roofinsecten en -mijten, voor wie de springstaarten een lekker maal vormen.
Bestrijding
De beste bestrijding bestaat uit het weren van deze insecten. Eventueel aanwezige exemplaren in huis kunt u met behulp van een stofzuiger wegvangen. Een bestrijding met biociden (=bestrijdingsmiddelen) is overbodig, vaak zinloos en ongewenst.
Advies
Neem voor bestrijding en meer informatie contact op met Wespro.
Bron
©KAD – 2024
Meer weten?
Neem dan contact met ons op.
(Psocoptera)
De naam “stofluizen” is enigszins verwarrend, aangezien deze insecten niets met luizen te maken hebben en evenmin iets met stof. Ze komen vaak juist voor in vochtige omgevingen. Binnen het insectenrijk behoren zij tot een aparte orde.
Uiterlijk
Stofluizen zijn kleine insecten tot maximaal 4 mm lang. Hun kleur is wit, grijs of donkerbruin. De eieren zijn tot 0,5 mm lang en ovaalvormig. Sommige soorten zijn gevleugeld, andere beschikken slechts over vleugelstompjes of hebben in het geheel geen vleugels. Veel soorten komen algemeen voor, zoals Liposcelis sp. Stofluizen kunnen zich snel verplaatsen, veelal op een schoksgewijze manier.
Ontwikkeling
Stofluizen ondergaan een onvolledige gedaanteverwisseling; dat wil zeggen dat de larve lijkt op een miniatuurversie van het volwassen insect. De ontwikkelingsduur van ei tot volwassen stofluis is afhankelijk van de temperatuur en vochtigheid en kan per soort sterk verschillen. Onder optimale omstandigheden kan de ontwikkeling binnen een maand voltooid zijn. Ieder wijfje kan wel 100 eitjes leggen, dus het zal u niet verbazen dat stofluizen zich plaatselijk zeer snel kunnen vermeerderen. Volwassen stofluizen leven maximaal 6 tot 9 maanden. Temperaturen boven de 32°C zijn meestal dodelijk.
Leefwijze
Stofluizen komen vooral voor op donkere, vochtige plaatsen, met een voorkeur voor 75% relatieve luchtvochtigheid en een optimale temperatuur van 20 tot 25°C. De aanwezigheid van stofluizen in gebouwen wijst daarom altijd op een vochtige ruimte of omgeving. Stofluizen leven namelijk van schimmels, die zich ontwikkelen op materiaal dat in vochtige toestand opgeslagen is, of in ruimtes die vochtig zijn. Ook in goederen die verpakt zijn in vochtige papieren of juten balen, kan men ze aantreffen. Soms verschijnen ze in grote aantallen in vochtige woningen, pakhuizen of boerderijen. De soorten die buiten leven, voeden zich met stuifmeelkorrels, met algen op boomschors of afgevallen takken en boomstronken, en met hele kleine zwammen op bladeren. Oude vogelnesten kunnen eveneens veel stofluizen bevatten.
Daarnaast komen stofluizen vaak voor in herbaria, insectenverzamelingen, tussen vochtig papier, in oude boeken en in vochtige vullingen van matrassen en kussens. Biezen matten en andere vloerbedekking van plantaardige herkomst vormen plaatsen waar vaak stofluizen gesignaleerd worden. Soms signaleren wij veel stofluizen in een (nieuwe) rieten dakbedekking. Dit is tijdelijk. Bij een goede ventilatie zal zich hier een natuurlijk evenwicht herstellen tussen enerzijds de stofluizen, en anderzijds de roofinsecten en -mijten voor wie de stofluizen een lekker maal vormen.
Schade
De aanwezigheid van enkele stofluizen in een vertrek (van een woning of bedrijfsgebouw) of in opgeslagen producten, kan op zichzelf in het geheel geen kwaad. Zij vormen geen gevaar voor de gezondheid. Stofluizen die in grote aantallen voorkomen, kunnen wel enige materiële schade aanrichten.
Wering en bestrijding
De enig afdoende bestrijdingsmethode van stofluizen bestaat uit het opruimen of drogen van het materiaal waarin de schimmels voorkomen en de ruimte waarin zij zich bevinden. Dit laatste kan door flink te luchten bij droog weer of eventueel door de ruimte droog te stoken. Toepassing van insecticiden heeft geen zin. Na kortere of langere tijd zullen opnieuw stofluizen gesignaleerd worden, waardoor de bespuiting meermaals herhaald zou moeten worden, met alle nadelige gevolgen die daarmee verbonden zijn.
Een blijvende oplossing wordt alleen verkregen door de relatieve luchtvochtigheid voorgoed te verlagen en voor voldoende ventilatie te zorgen in ruimten met stofluizen.
Voorbeelden
Advies
Neem voor bestrijding en meer informatie contact op met Wespro.
Bron
©KAD – 2024
Meer weten?
Neem dan contact met ons op.
Voor een goede bestrijding: bel Wespro of kijk hier voor meer contactinformatie.
Last van plaagdieren of interesse in onze mobiele straaldiensten? Lees dan verder voor meer informatie of neem contact met ons op. Wij zijn een écht familiebedrijf. Met jarenlange ervaring en gespecialiseerd in plaagdierpreventie en mobiele straalwerken.