Een overzicht van de meest voorkomende vliegen. Wat zijn hun kenmerken en op welke manier kun je ze bestrijden?
(Musca domestica (L.))
Vliegen in huis zijn buitengewoon hinderlijk. Ze zitten het ene moment op afval, uitwerpselen, dode dieren e.d., het andere moment doen ze zich tegoed aan menselijk voedsel. Aan de poten en de monddelen van de vlieg kunnen ziektekiemen worden overgebracht waardoor mensen en huisdieren besmet kunnen worden. Ook de uitwerpselen van de kamervlieg kunnen ziektekiemen bevatten.
Algemeen
De kamervlieg, ook wel huisvlieg genoemd, komt vrijwel overal ter wereld voor en is, net als muizen en ratten, een typische cultuurvolger. Bijna overal waar mensen zijn, zullen kamervliegen zijn. Ze worden aangetroffen in de buurt van afval of vee, maar ook rondom en in huizen zijn ze een vaak voorkomende verschijning.
Uiterlijk
De kamervlieg is een grijs, gevleugeld insect van 7 tot 8 mm lengte. De larven zijn pootloos en ca. 1 cm lang. Ze bezitten geen duidelijke kop. De pop is bruin van kleur en tonvormig. Hij is van andere vliegen te onderscheiden door de relatief grote lichaamslengte en de donkere lengtestrepen op de bovenzijde van het borststuk.
Ontwikkeling en leefwijze
De larven ontwikkelen zich in rottende organische materialen of in stoffen die gemakkelijk tot rotting overgaan. Vooral uitwerpselen van mens en dier vinden ze aantrekkelijk. Hierop legt een vrouwelijke vlieg gedurende haar leven zo’n 600-2000 eitjes, die spoelvormig en 1 mm lang zijn. Per keer worden 100-150 eitjes afgezet. Na 10-46 uur, afhankelijk van de temperatuur, komt een vuilwitte vliegenlarve (de made) uit het ei. Na 5-10 dagen is de made volgroeid. Deze is dan 8-10 mm lang en gaat op zoek naar een wat drogere plaats aan de oppervlakte van het materiaal waarin hij zich ontwikkeld heeft om te verpoppen. Na verloop van 3 tot 8 dagen verschijnt uit deze pop een kamervlieg. De totale ontwikkeling van ei tot vlieg neemt ’s zomers gemiddeld 1 tot 3 weken in beslag, afhankelijk van de temperatuur.
Volwassen kamervliegen komen op allerlei voedsel af dat ze alleen in vloeibare vorm kunnen opnemen. Ook besteden ze veel aandacht aan hun eigen ‘hygiëne’; zo zie je ze vaak poten tegen elkaar wrijven en vleugels afvegen. De kamervlieg plant zich bij voorkeur voort in dierlijke mest. Vandaar dat in het buitengebied, in de buurt van (pluim)veehouderijen, grote aantallen kamervliegen kunnen voorkomen. In de Milieuvergunning van de gemeente kunnen instructies staan betreffende het goed opslaan van mest, om in de omgeving vliegenoverlast te voorkomen.
Schade
Kamervliegen kunnen in grote aantallen een hinderlijke plaag vormen. Daarnaast kunnen ze ook ziektekiemen overbrengen op mens en dier via de poten, monddelen, haren en uitwerpselen. Dit kunnen bacteriën, virussen en andere schadelijke micro-organismen zijn.
Wering
Om overlast van kamervliegen te voorkomen, is het aan te raden om na te gaan waar zich mogelijke broedplaatsen (mest, afval) bevinden en of maatregelen mogelijk zijn die de ontwikkeling van deze vliegen voorkomen of in elk geval beperken. Denk aan het afgedekt houden van afval, het snel afvoeren en afvalbakken steeds reinigen. Andere weringsmaatregelen zijn het plaatsen van horren in geopende ramen en deuren en/of het gebruik van lintgordijnen. Fijnmazig horrengaas is geschikt voor het dichten van kleine ventilatieopeningen. Ook kan het helpen om gaten en kieren in de buitenmuur (onder meer bij sponningen) af te sluiten met kit of tochtstrippen.
Groencontainer
De groencontainer is een perfecte ontwikkelingsbron voor (de larven van) vliegen. In verreweg de meeste gemeenten in Nederland wordt de groencontainer eenmaal per 14 dagen geleegd. Bij zeer gunstige weersomstandigheden, kan het ‘s zomers gebeuren dat na een week de container vol met vliegenlarven zit. Behalve de kamervlieg, komen ook de groene en de blauwe vleesvlieg en de fruitvlieg in de groencontainer voor. Mochten er, na het legen van de groencontainer, nog larven aanwezig zijn, gebruik dan heet water en een huishoudschoonmaakmiddel om de container te schrobben. Het verdient de aanbeveling om eventuele botten, graten of andere vlees- en vis-restanten eerst in krantenpapier te pakken, alvorens deze te gooien in de container die het eerst geleegd wordt.
Bestrijding
Op de eerste plaats kan men bij bestrijding denken aan de toepassing van vliegenkleefstroken of vangzakken en het gebruik van vliegenmeppers. Dit zijn prima middelen wanneer de hinder zich beperkt tot enkele vliegen. Gaat het om grotere aantallen, dan kan men gebruik maken van biociden (= bestrijdingsmiddelen) toegelaten ter bestrijding van vliegende insecten. Denk hierbij aan een behandeling van de rustplaatsen, of een mestbehandeling.
N.B.: Werk alleen met chemische middelen nadat er voldoende wering- en preventiemaatregelen getroffen zijn. Anders blijft het dweilen met de kraan open.
In bijv. grootkeukens en restaurants kan men ook elektrische vliegenlampen ophangen. Deze moeten vooral ’s avonds en ’s nachts branden, dan is de kans het grootst dat de vliegen worden gevangen.
De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan.
Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen: www.ctgb.nl
Bron
©KAD – 2024
Meer weten?
Neem dan contact met ons op.
(Pollenia rudis (F.))
De klustervlieg heeft wel wat weg van de kamervlieg (Musca domestica L.), maar is iets forser van formaat. Klustervliegen vormen in het najaar grote zwermen als ze op zoek gaan naar een geschikte overwinteringsplaats. Doordat ze ook in gebouwen overwinteren, kunnen deze –voor de mens onschadelijke– klustervliegen voor de nodige hinder of soms zelfs psychische schade zorgen.
Uiterlijk
De klustervlieg is bruingrijs van kleur. Zijn borststuk is bedekt met talrijke, goudkleurige haren.
Qua uiterlijk heeft hij wat weg van de kamervlieg, al is hij met zijn ca. 8 mm wel langer.
Ontwikkeling
Vliegen ondergaan een volledige gedaanteverwisseling; dit wil zeggen dat de ontwikkeling 4 stadia kent: ei–larve–pop–adult. De ontwikkeling van klustervliegen vindt volledig buiten gebouwen plaats.
De eitjes worden door de vrouwtjes afgezet in kieren van de grond, waarna ze ’s zomers na 3 dagen uitkomen. De larven parasiteren op regenwormen; ze eten ze van binnenuit op. Wanneer de larve het popstadium bereikt, verlaat hij de worm om zich in de grond te verpoppen.
Leefwijze
In het najaar verenigen de klustervliegen zich in zwermen en gaan zij op zoek naar een overwinteringsplaats, bijvoorbeeld in holle bomen of in spouwmuren. Soms zoeken ze de holle ruimten van huizen, woonflats en kantoorpanden. Hoge gebouwen, maar ook zolders van woningen hebben hun voorkeur. Vaak ziet men ze zitten bij ramen in weinig gebruikte kamers.
Tijdens de overwintering zitten de vliegen stil, maar ze kunnen actief worden en rondvliegen wanneer ze verstoord worden of wanneer de ruimte tijdelijk wordt verwarmd. Hun gedrag en vlieggedrag ziet er moe en onhandig uit.
Het is eigenaardig dat sommige gebouwen elk jaar opnieuw voor de overwintering worden verkozen, terwijl andere gebouwen in de directe nabijheid nooit overlast hebben van deze klustervliegen. In het voorjaar, als de zon gaat schijnen en het warmer wordt, ontwaken de klustervliegen uit hun rusttoestand. Ze hebben dan de neiging actief te worden en gaan zich in het gebouw verspreiden. Tijdens de eerste warme dagen houden zij zich overdag op aan de buitenzijde van de gebouwen waar ze overwinterden. Na verloop van enkele weken zullen zij hun overwinteringsplaats definitief de rug toekeren. Doordat ze in grote aantallen in gebouwen overwinteren en na hun overwintering nog geruime tijd rondom de overwinteringsplaats blijven hangen, kunnen ze als erg hinderlijk worden ervaren.
Wering
Om een klustervliegenplaag in het najaar te voorkomen, moet op de eerste plaats in de zomermaanden het binnendringen in gebouwen onmogelijk gemaakt worden. Fijnmazig horrengaas is daarvoor geschikt (zolang kleine ventilatieopeningen boven ramen maar niet over het hoofd gezien worden). Ook kan het helpen om gaten en kieren in de buitenmuur (rondom vensterbanken, ramen en deuren) af te sluiten met kit of tochtstrippen en klimplanten tegen de gevel (gedeeltelijk) te verwijderen.
Afdichten volstaat niet altijd. Klustervliegen kunnen onder meer ook via stootvoegen en naden tussen de dakpannen binnendringen. Daarom kan het doeltreffend zijn om naden en kieren binnenshuis te dichten (rondom kozijnen, onder vensterbanken, etc.), zodat wanneer de klustervliegen toch binnen overwinteren (in bijvoorbeeld de spouwmuur) zij niet in leefgedeelten voor overlast kunnen zorgen.
Bestrijding
Zodra de klustervliegen in het voorjaar actief worden, kan men het beste een paar ramen tegen elkaar open zetten of de klustervliegen opzuigen met een stofzuiger. Als dat onvoldoende effect geeft, kan als laatste optie met een residueel werkend biocide (=bestrijdingsmiddel) gewerkt worden. Dat heeft alleen zin als de plaats waar de klustervliegenzwerm zich ophoudt, is opgespoord. Is die plaats goed bereikbaar, probeer dan eerst de zwerm voorzichtig met de stofzuiger op te zuigen. Zorg ervoor dat de ruimte waarin de klustervliegen zich bevinden is afgesloten. Probeer de klustervliegen
bij het stofzuigen niet te veel te verontrusten; dan gaan ze zich door het gebouw verspreiden.
Bij het gebruik van een insecticide is het raadzaam om na te gaan of de gedode klustervliegen kunnen worden verzameld en verwijderd. Blijven deze liggen, dan gaat de massa op den duur stinken. Alleen als de omstandigheden daarvoor gunstig zijn, verdrogen de dode klustervliegen waarna de stank ophoudt.
Daarnaast is de dode massa aantrekkelijk voor allerlei insecten die van dood dierlijk materiaal leven, zoals bijvoorbeeld de larven van tapijtkevers. Het kan dus gebeuren dat een klustervliegenplaag wordt gevolgd door een tapijtkeverplaag die schadelijk is voor o.a. wollen kleding en vloerbedekking.
Mochten de klustervliegen, ondanks de getroffen maatregelen, jaarlijks terugkeren op een moeilijk toegankelijke plaats en voor overlast zorgen, dan is het mogelijk om een residueel werkend insecticide te gebruiken (het gebruik van een insecticide is een tijdelijke oplossing: het kan de overlast doen verminderen, maar het vormt geen structurele oplossing). Let op, bestrijdingsmiddelen tegen klustervliegen mogen enkel binnen worden toegepast.
Breng het middel aan in alle kieren en naden, op en nabij de entreeplaatsen van de klustervliegen. Vanzelfsprekend is deze actie slechts effectief wanneer die in het najaar plaatsvindt en door een deskundige en daartoe bevoegde bestrijdingstechnicus wordt uitgevoerd.
Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.
Bron
©KAD – 2024
Meer weten?
Neem dan contact met ons op.
(Thaumatomyia notata (Meigen))
Van grasvliegen is bekend dat zij in het najaar samenkomen, met elkaar grote zwermen vormen en dan graag neerstrijken in klimop of wingerd, groeiend tegen de gevels van huizen. Dat doen ze met de bedoeling in de beplanting of binnenshuis te overwinteren. Het komt ook voor dat de grasvlieg hoge flatgebouwen en kantoren uitkiest om er te overwinteren (vooral in de spouw).
Uiterlijk
De grasvlieg is geelglanzend of groen van kleur en heeft –duidelijk zichtbaar– drie glanzende, zwarte strepen op de bovenzijde van zijn borststuk. De vlieg is ca. 3 mm lang en heeft bijna geen haren. De ogen van de grasvlieg zijn groen; bij dode exemplaren wordt de kleur steeds donkerder.
Ontwikkeling en leefwijze
Vliegen ondergaan een volledige gedaanteverwisseling; dit wil zeggen dat de ontwikkeling 4 stadia kent: ei–larve–pop–adult. De ontwikkeling van grasvliegen vindt volledig buiten gebouwen plaats, voornamelijk in ongemaaid, doorgaans verwaarloosd grasland. De larven leven tussen wortels van grassen, waar ze zich onder andere voeden met wortelluizen. Volwassen grasvliegen zijn bloembezoekers en voeden zich met nectar. Grasvliegen overwinteren op beschutte plaatsen tegen of in gebouwen, vaak in klimop of wingerd tegen de gevel, of in spouwmuren.
Met een gezwollen achterlijf zoeken ze in het najaar deze plaatsen op, om er enkele maanden te verblijven. In het voorjaar vertrekken ze; dan zijn ze aanmerkelijk afgeslankt. Grasvliegen zijn volkomen onschadelijk, maar kunnen door de grote aantallen waarin ze in gebouwen voorkomen wel erg hinderlijk zijn.
Wering/preventie
Om een grasvliegenplaag in het najaar te voorkomen, moet op de eerste plaats in de zomermaanden het binnendringen in gebouwen onmogelijk gemaakt worden. Fijnmazig horrengaas is daarvoor geschikt (zolang kleine ventilatieopeningen boven ramen maar niet over het hoofd gezien worden). Ook kan het helpen om gaten en kieren in de buitenmuur (rondom vensterbanken, ramen en deuren) af te sluiten met kit of tochtstrippen en klimplanten tegen de gevel (gedeeltelijk) te verwijderen.
Afdichten volstaat niet altijd. Grasvliegen kunnen onder meer ook via stootvoegen en naden tussen de dakpannen binnendringen. Daarom kan het doeltreffend zijn om naden en kieren binnenshuis te dichten (rondom kozijnen, onder vensterbanken, etc.), zodat wanneer de grasvliegen toch binnen overwinteren (in bijvoorbeeld de spouwmuur) zij niet in leefgedeelten voor overlast kunnen zorgen.
Bestrijding
Zodra de grasvliegen in het voorjaar actief worden, kan men het beste een paar ramen tegen elkaar open zetten of de grasvliegen opzuigen met een stofzuiger. Als dat onvoldoende effect geeft, kan als laatste optie met een residueel werkend biocide (=bestrijdingsmiddel) gewerkt worden. Dat heeft alleen zin als de plaats waar de grasvliegenzwerm zich ophoudt, is opgespoord. Is die plaats goed bereikbaar, probeer dan eerst de zwerm voorzichtig met de stofzuiger op te zuigen. Zorg ervoor dat de ruimte waarin de grasvliegen zich bevinden is afgesloten. Probeer de grasvliegen bij het stofzuigen niet te veel te verontrusten; dan gaan ze zich door het gebouw verspreiden.
Bij het gebruik van een insecticide is het raadzaam om na te gaan of de gedode grasvliegen kunnen worden verzameld en verwijderd. Blijven deze liggen, dan gaat de massa op den duur stinken. Alleen als de omstandigheden daarvoor gunstig zijn, verdrogen de dode grasvliegen waarna de stank ophoudt.
Daarnaast is de dode massa aantrekkelijk voor allerlei insecten die van dood dierlijk materiaal leven, zoals bijvoorbeeld de larven van tapijtkevers. Het kan dus gebeuren dat een grasvliegenplaag wordt gevolgd door een tapijtkeverplaag die schadelijk is voor o.a. wollen kleding en vloerbedekking.
Mochten de grasvliegen, ondanks de getroffen maatregelen, jaarlijks terugkeren op een moeilijk toegankelijke plaats en voor overlast zorgen, dan is het mogelijk om een residueel werkend insecticide te gebruiken (het gebruik van een insecticide is een tijdelijke oplossing: het kan de overlast doen verminderen, maar het vormt geen structurele oplossing). Let op, bestrijdingsmiddelen tegen grasvliegen mogen enkel binnen worden toegepast.
Breng het middel aan in alle kieren en naden, op en nabij de entreeplaatsen van de grasvliegen. Vanzelfsprekend is deze actie slechts effectief wanneer die in het najaar plaatsvindt en door een deskundige en daartoe bevoegde bestrijdingstechnicus wordt uitgevoerd.
De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan. Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.
Bron
©KAD – 2024
Meer weten?
Neem dan contact met ons op.
(Drosophila spp.)
Deze kleine vliegjes komen overal voor en worden aangetrokken door gistende en rottende materialen zoals rottend fruit e.d. Drosophila-soorten worden veel gebruikt voor erfelijkheidsonderzoek vanwege de snelle opeenvolging van generaties en de “eenvoudige” wijze waarop afwijkingen in de erfelijkheidsstructuur zijn vast te stellen. In Nederland komen een aantal soorten voor, o.a. de bananenvlieg (Drosophila melanogaster Meigen), de azijnvlieg (Drosophila funebris F.) en de soort Drosophila repleta Wollaston.
Uiterlijk
De vliegen zijn 3-4 mm lang, inclusief vleugels. Bij de meeste soorten zijn de ogen helderrood. De lichaamskleur varieert van geel, bruin, roodbruin tot zwart en het achterlijf vertoont bruine dwars-strepen. De vliegen lijken vaak iets gezwollen. Een duidelijk kenmerk is dat de top van de antenne gevorkt is.
De eieren, de larven en de poppen hebben buisvormige uitstulpingen waardoor ze kunnen ademhalen als ze zich ontwikkelen in vloeibare substanties.
Leefwijze en ontwikkeling
Fruitvliegen worden aangetrokken door de geur van een zwakke oplossing van alcohol of azijn. Men treft ze vaak aan in bierbrouwerijen, jamfabrieken, limonadefabrieken, fruitwinkels e.d. Ook kan men ze aantreffen in (agrarische) bedrijfsruimten waar langdurig resten van diervoeders achterblijven. Bij particulieren treft men ze vaak aan in keukens en gft-containers.
Fruitvliegen voeden zich met rottende, gistende materialen, maar ook met sap van beschadigde planten en vruchten en soms met schimmels. Vers, gaaf fruit wordt niet aangetast. Het ei, de larve en de pop leven in dezelfde producten als waarmee de vliegen zich voeden.
De ontwikkelingsduur van ei tot vlieg is ca. 8-11 dagen. Bedenk daarbij dat een bevrucht wijfje 400-900 eitjes kan leggen, dan is wel duidelijk dat men zeer snel overlast kan ondervinden van grote aantallen fruitvliegen. Daarnaast kunnen ze met hun uitwerpselen fruit- en groenteproducten verontreinigen.
Wering en preventie
Wanneer men deze vliegen in grote aantallen aantreft, dient men allereerst de ontwikkelingsbron op te sporen en, waar mogelijk, verwijderen. Er moet worden vastgesteld of maatregelen kunnen worden getroffen om de ontwikkeling van de fruitvliegen in de toekomst te voorkomen.
Bewaar daarnaast fruit en groente niet te lang onafgedekt en houdt een goede hygiëne aan. Houd vuilnisemmers en afvalcontainers goed afgesloten, voer het afval tijdig af en reinig de emmer/container na het ledigen. Ook het wekelijks doorspoelen van schrobputjes voorkomt dat fruitvliegen zich hierin kunnen ontwikkelen.
Bestrijding
Bestrijding met biociden is niet noodzakelijk. Bij overlast kunt u speciale fruitvliegvallen gebruiken.
Let wel, zonder goede weringsmaatregelen zal de bestrijding geen blijvend resultaat geven.
Bron
©KAD – 2024
Meer weten?
Neem dan contact met ons op.
(Leptocera fontinalis (Fallen))
De vertegenwoordigers van de familie waartoe ook de latrinevlieg behoort, noemt men in Amerika kleine mestvliegen. Dit is een juiste benaming want deze vliegjes worden onder meer op en bij dierlijke uitwerpselen aangetroffen. Wanneer ze in grote aantallen voorkomen, kunnen ze als hinderlijk worden ervaren.
Uiterlijk en leefwijze
Latrinevliegen zijn kleine, zwarte of zeer donkerbruine vliegen. Ze hebben grote, stevige, zwarte haren bovenop thorax (borststuk) en kop. De larven ontwikkelen zich op zeer vochtige plaatsen, waar de bodem verontreinigd is door rottend organisch materiaal. Dergelijke broedplaatsen worden in woningen onder meer gevormd daar waar de afvoer van de gootsteen lek is of als er iets mankeert aan de afvoer van het toilet. De vliegjes kunnen zich ook in de omgeving van woningen ontwikkelen, onder andere in mesthopen, gierkelders en stallen.
Wering en preventie
Latrinevliegen kunnen goed geweerd worden door lekkende afvoeren te repareren en broedplaatsen te saneren. Mocht er bijvoorbeeld in de kruipruimte vochtig organisch materiaal aanwezig zijn, verwijder het zo snel mogelijk of dek het af met een laag schoon zand van ca. 10 cm.
Wanneer de vliegjes zich buiten de woning ontwikkelen, kunnen ze uit woningen geweerd worden door het plaatsen van horren voor ramen en deuren. Daarnaast moet mestopslag in de directe omgeving van woningen vermeden worden of moet de mest goed worden afgedekt. In stallen moet worden gezorgd voor een goede hygiëne.
Bestrijding
Het bestrijden van latrinevliegen is na het wegnemen van de ontwikkelingsbronnen en het nemen van goede weringsmaatregelen niet nodig. Eventueel kan er bij overlast in mesthopen of gierkelders worden overgegaan tot een bestrijding van de vliegenlarven (maden) in de mest, met behulp van daartoe toegelaten biociden.
De bestrijding dient plaats te vinden met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen en Wettelijke Gebruiksvoorschriften die op het etiket van de biocide vermeld staan. Wanneer u een werkzame stof of de toelatingsstatus van een biocide (=bestrijdingsmiddel) wilt checken, kunt u de bestrijdingsmiddelendatabank van het College voor de gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) raadplegen.
Bron
©KAD – 2024
Meer weten?
Neem dan contact met ons op.
Voor een goede bestrijding: bel Wespro of kijk hier voor meer contactinformatie.
Last van plaagdieren of interesse in onze mobiele straaldiensten? Lees dan verder voor meer informatie of neem contact met ons op. Wij zijn een écht familiebedrijf. Met jarenlange ervaring en gespecialiseerd in plaagdierpreventie en mobiele straalwerken.